De broek is hem een eind te groot, zoodat de stof bij de pijpen als een harmonika op z’n schoenen ineen valt; daarentegen is het hoedje hem veel te klein en balanceert heel mal op z’n ronden kaaskop.
Maar de twee jongens vinden ’t prachtig en zien die kleine gebreken wel over ’t hoofd.
Als Karel eindelijk uitgekeken is vraagt hij: „Hoe kom je er aan?”
„Van me neef geleend>’, zegt Ambro blij. „Thuis weten ze er niets van, ik ben me stiekum even bij hem gaan verkleeden en na de dansles ga ik het goed weer verwisselen.”
,,’n Reuze-bak,” zegt Karel en samen verkneuteren ze zich in de pret.
Onder al dit praten en lachen zijn ze eindelijk genaderd aan ’t huis van juffrouw Hesterman.
Ze schellen vrij onzacht aan en worden open gedaan door een kittig dienstmeisje, met tullen muts met lange banden.
Direct trekt Ambro aan de uitdagende lange slierten en roept: „Tingelingeling, wie is daar?” Het meisje is woedend en zegt smalend: „Dat draagt een lange broek!!”
Ambro schaamt zich wel een beetje over het feit dat zijn gedrag niet in overeenstemming is met de lengte van z’n broekspijpen en loopt haastig door.
Het meisje wijst ze daarop de kleedkamer en verdwijnt.
„Wij zijn de eersten,” zegt Karel.
48