„Hè,” zuchtte Chris voldaan, ,,’t Is toch veel lenker zoo in ’t geniep te luisteren.”
Het tweede nummer was een wals, maar toen die uit was, begonnen de jongens zich te vervelen en besloten ze het hol te verlaten.
Dat was dan ook wel te wagen, daar het al donker was geworden.
In de breede laan, die van de societeit naar den dierentuin leidde, was het vol van komende en gaande menschen.
Daartusschen moesten de roovers op een fatsoenlijke manier zien door te glippen.
„Laten we ons verspreiden,” zei Ambro.
„We moeten maar ieder op ons eigen houtje er uit zien te komen en dan ontmoeten we elkaar weer bij den grooten telefoonpaal in de Diergaarde-laan.”
Na verloop van eenige oogenblikken waren alle roovers present bij den telefoonpaal. Behalve Wim Bolk.
„Ze hebben hem zeker aangehouden,” zei Piet.
„Wat een ezel om zich te laten pakken,” vond Chris.
„Als ie ons maar niet verraadt,” angstigde Paul.
„Ik jullie verraaien!” klonk plotseling de stem van Wim, die zich achter een boom had verscholen.
„Waar bleef je zoolang?”
„Een suppoost hield me aan en vroeg waar ik vandaan kwam.”
„En wat zei je?”
„Ik heb hem wijs gemaakt dat ik op de ronde
41