stok af te nemen. Laten we nu achter elkaar gaan.” En daar gingen ze, voetje voor voetje de steenen trap op, angstig omkijkend als er grint onder hun voeten kraakte.
Alebes sliep den slaap der „schuldigen”!! Ambro boog zich zacht over hem heen om zich te overtuigen of zijn slaap wel echt was.
Een luid gesnurk stelde hem geheel gerust. — „Hij heeft een emmer drank in,” fluisterde hij den jongens toe, en terwijl hij hem voorzichtig den stok uit de slappe neerhangende hand nam, zei hij overmoedig:
„En hier heb ik zijn wapen.”
„Nu naar boven,” juichte Karel.
„Als je je kop niet houdt, knijp ik je keel dicht,” zei Ambro boos.
35