bestaan uit groote koperen platen en de afstand bedraagt slechts drie meter.
De eerste bal heeft getroffen. De middendeur vliegt open en op een paar hellende rails komt met horten en stooten een pop aanrijden, die volgens het naamkaartje op de deur „Königin Wilhelmina” moet voorstellen.
Het vorstelijk hoofd, dat met een verguld bordpapieren kroon getooid is, die door den schok scheef is komen te staan, lijkt meer op een mannenhoofd, dan op een teer vrouwengelaat. Om haar schouders is een wit laken gedrapeerd, dat met hier en daar een bosje paardenhaar, het effect moet geven van een hermelijnen mantel, terwijl om haar lendenen een oranje sjerp hangt, die nog behangen is met een ontelbare menigte kruisen en orde-teekenen van verguld bordpapier.
,,’t Is gewoon-weg majesteitschennis,” lacht Chris.
„Wat zekt oe? Majestatschennies?” vraagt de man op angstigen toon, daar dit woord hem kippe-vel doet krijgen en met een flinken duw wordt de pop weer achter de deur gereden.
„Nou Paul Kruger,” roept Ambro, maar Chris is hem voor en door een flinken worp vliegt wederom een deur open, onmiddellijk gevolgd door een worp van Piet, die Papus als doel heeft gekozen.
En weer waggelen twee poppen de kraam binnen.
Het zijn wel de twee grootste contrasten die men zich denken kan.
235