Ben deugniet, die aan den kant staat, heeft blijkbaar met een scherp voorwerp het beest een prik gegeven, want plotseling heft het de voor-beenen op, onmiddellijk gevolgd door een vervaarlijk gegil van zijn berijdster.
In radeloozen angst heeft de juffrouw haar beide armen om den hals van het paard geslagen, dat
nog niet tot bedaren gebracht, voortgaat met steigeren.
Het is een potsierlijk gezicht, nu de juffrouw in een teedere omhelzing, meer aan het paard hangt, dan er op zit.
Haar hoedje met de wuivende veertjes bengelt
232