voor de kassa om binnen gelaten te worden.
„Zonden ze je nog herkennen na je rit op den ezel?” vraagt Piet aan Ambro. „Pas dan maar op, je kon nog best een pak rammel oploopen.” Ambro heeft zich handig naar voren weten te dringen en staat nu voor de welgedane dame die achter de kassa zit.
’t Is een vrouw van omstreeks veertig jaar, beladen met juweelen, waarvan de groote hoeveelheid eenigen twijfel overlaat omtrent de echtheid daarvan.
Ze heeft ’t vreeselijk warm, niettegenstaande ze in de schaduw zit en haar eenige taak maar bestaat in het afgeven van kaartjes en opstrijken van geld. Ambro wilde juist z’n entreegeld neerleggen, als de juffrouw hem vriendelijk vraagt: „Och, jongetje, haal d’r es een dubbeltje peren, dan mag je straks gratis naar binnen.”
Daar was Ambro wel voor te vinden en iii een wip heeft hij zich uit het menschenkluwen weten los te maken.
„Waar ga je naar toe,” vraagt Puckie.
„Graan jullie maar vast,” antwoordt Ambro hem. „Even peren halen voor de juffrouw, dan mag ik voor noppes binnen.”
„Wat ’n boffert,” zegt Chris. „Misschien heeft ze voor mij ook wel een boodschap.”
De jongens werken zich nu naar binnen, spoedig gevolgd door Ambro, die met twee handen vol peren aankomt en als belooning een gratis kaartje heeft gekregen.
230