een wandeling naar Hillegersberg te ondernemen, zagen ze een zwaar geladen wagen aankomen, die midden op de helling bleef stilstaan.
De oververmoeide paarden kunnen de wagen met geen mogelijkheid verder krijgen, die daardoor dreigt met een vaartje achteruit te rijden.
Als echte Rotterdammers helpen echter alle omstanders meê den wagen de helling op te krijgen.
De vier jongens duwen uit alle macht mee. Zelfs een oud heertje met wit vest en een lorgnet op, komt naderbij en meent, dat het voldoende is met een keurig geganteerde hand den wagen lichtelijk aan te raken.
Er zijn nu zooveel helpers, dat er geen plekje aan den wagen meer vrij is om aan te pakken.
Met die vereende krachten is de wagen eindelijk de helling op en ieder denkt voor zich, dat 't door zijn toedoen is.
Ambro kan niet nalaten tegen Chris te zeggen, wijzende op het oude heertje:
„Nou... als we mijnheer niet hadden...”
Waarop het oude heertje vriendelijk lacht en het compliment als zeer verdiend beschouwt.
De vier schelmen lachen in hun vuistje.
Maar nu gaan ze vol belangstelling den wagen bekijken. Deze is zwaar beladen met de kleurrijke onderdeelen van een kermistent. Overal steken schotten uit van lichtblauw gelakt houtwerk met gouden en zilveren guirlanden.
Uitbundige vreugde bij de jongens; vergeten is de wandeling naar Hillegersberg.
221