Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



snoepen de anderen alle vla uit je bootje en die gun ik jou liever.”

Na deze woorden vinden ze ’t geraden het hazenpad te kiezen en de bengels rennen dan ook in vollen vaart den Dierentuin uit.

In de Diergaardelaan blijven ze hijgend en blazend staan.

„Stom,” zegt Puckie. „Eeuwig stom om dien vent nou nog te gaan sarren. Hij had toch al zoo de mier aan ons gezien.”

„Reken maar op een brief van den Directeur,” zegt Paul. „En we zullen er nu heusch niet zoo genadig afkomen.”

„Ze gaan nou vast verband zoeken en zoo stom zijn ze niet, of ze begrijpen, dat wij ook die jongens van het rhododendron-boschje waren,” zegt Karel.

„Nou zijn we ’t Hol èn de Hooge Brug kwijt,” zegt Wim spijtig.

Ambro en Chris voelen zich heel schuldig. — „Inderdaad, was ’t dom geweest, dien vent nog te sarren. Ze hadden m met een zoet lijntje moeten paaien,” vond Chris.

„Ja jongens, we zijn er gloeiend bij,” zegt Ambro. „En ik ben ’t met Paul eens, we zullen er dezen keer niet malsch afkomen.”

„Nou, als jij d’r geen gat inziet,” zegt Puckie. „Dan zijn we reddeloos verloren.”

„Och, weet je wat ’t is,” zegt Ambro. „Ik trek ’t me niet zoo bar aan. We zouden toch niet meer zooveel aan ’t Hol hebben.”



218

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.