„Dat zouden we heelemaal vergeten, daar moeten we ook heen.”
„Wat een lefschopper! Dat zou jij nooit halen, daar moet je nogal geen kracht voor hebben,” zegt Puckie.
„Zal je gewaar worden, Vader! Met één vinger mep ik ’m de lucht in.”
„Zonden we ’s avonds ook naar de kermis mogen,” peinsde Karel.
„Ik vraag in zoo n tijd niet wat mag,” zei Ambro. „Ik ga!”
„Maar ’t is gevaarlijk,” zei Paul.
„Ze steken met messen.”
„Nou, juist emmes om te kijken.”
„Mot je n peut in je ribben krijgen,” zegt Karel. „Als je klein bent, loop je nooit gevaar bij zoo-iets en ik geloof niet, dat ’t zoo erg zal zijn,” zegt Ambro.
Plotseling roept Chris: „Stil, jongens, hou-je gedekt!”
„Wat dan?” schrikken allen op.
Deze uitroep heeft de aandacht getrokken van den niets kwaads vermoedenden man, die zijn bootje onder de Hooge Brug door boomt.
Hij krijgt de jongens nu in de gaten en stuurt zijn bootje hun kant uit.
’t Is Kees, wiens werk het is, den vijver uit te baggeren en die lang geen vriend van de jongens is, daar deze ’t hem meermalen lastig hebben gemaakt.
Hij kent ze dan ook op een prik en ’t lag al
216