Met een onverstaanbaren uitroep spuwt hij het lekkere hapje uit.
„Zooiets heb ik m’n leven nog nooit geproefd, dat is je reinste vergift!”
„Dan zullen we ’t met den laatsten maar niet meer probeeren,” zegt Puckie.
„Zonde, dat we ’m nou voor niks uit het water hebben gehaald,” vindt Paul.
„Hij is niet verloren,” roept Karel.
„Ze kunnen ’m thuis bakken.”
„Ja, ze zullen je zien aankomen, met één kat-visehje!”
„Voortaan moeten we de spullen in orde hebben en voor een koekenpan en boter zorgen. Er zit nog visch genoeg/’ zegt Ambro.
„Laten we dan Zaterdag nog eens gaan,” stelt Chris voor. „En laten we dan eerlijk een pan en een stukje boter te leen vragen, want als we ’m gappen, komt de inspecteur ons kookgerij op school halen.”
„Afgesproken, ik zorg voor boter,” zegt Ambro. „En ik wou, dat ik dien vuilen smaak kwijt was!”
„En dan zal ik moeder een koekenpan vragen,” zegt Wim. Ze aanvaarden nu de terugtocht en laten hun hoogst modern kookstel op de weide staan.
De voorbijgangers zullen het zeker aangezien hebben voor de overblijfselen van een Indianenkamp.
212