"Wim wacht hem reeds op.
„Zei de oude niks, dat je er vanmorgen niet was,” informeert Wim bij Ambro.
„Nee hoor, hij schijnt er langzamerhand aan te wennen. Heb je touw bij je?”
„Ja, een heele dot.”
„Goed zoo, ik heb al ’t andere. Nou zal ik jullie uitleggen, hoe we 't ’m lappen. Zien jullie dit touwtje? Daar gaat aan ’t eind een kromme speld aan, die dient als vischhaakje, snappez-vous? Nou een pilletje brood er aan en ik wil met jullie wedden, dat ik binnen drie minuten een voren bij jullie breng.”
„Wat een opschepper,” begint Chris weer. „Ja, die laat zich nemen met een kromme speld! Maar niet heusch!”
„Wachten jullie nou maar even. Van onder de brug uit kunnen jullie me ’m eruit zien trekken. Maar ik moet eerst even koekeloeren of er niemand in de buurt is. Hou de krant klaar, Wim, daar moet de heele buit in. En dan gaan we ze bakken op ’t weiland bij den Provenierssingel.”
„Tsjonge, jonge, wat zulle we smulle!” sart Puckie. „Ik mot vanmiddag geen eten, ik krijg gebakken voren.”
„Nou, weg ben ik F en met springt Ambro behoedzaam van onder de brug, wipt de grasstrook over en wandelt de brug op, terwijl hij overal rondspeurt of er geen onraad is. Als hij alles veilig bevonden heeft, zien de jongens kleine stukjes brood in ’t water vallen.
205