„Ja, da’s waar,” merkt Chris droogkomiek op. „Koos had zoo’n behoefte aan een appeltje!”
De jongens schieten in een lach.
„Wat zat ie 'm anders te knijpen, die brave broek.” „Zeg nou eens eerlijk,” zegt Chris plotseling. „Wie van jullie heeft nog nooit wat gegapt?” „Gegapt, gegapt!” bromt Puckie.
„Neen,” zegt Chris. „Geen smoessies, gappen, wegnemen, 't is allemaal hetzelfde en of ’t een pijp kaneel of een kner is, of een koekje uit de trommel van je moeder, ’t is allemaal één pot nat.” „Ja,” zegt Paul. „Uit de provisiekast heb ik wel eens gesnoept.”
„En ik heb rozen van de buren gekaapt,” zegt Piet.
„Met voorbedachten rade?” vraagt Karel deskundig.
„Jawel Edelachtbare,” lacht Piet.
Al pratende zijn de jongens de Hooge Brug genaderd en Piet geeft een krijgskreet, die onmid-delijk beantwoord wordt.
„Ja jongens, ze zijn er.”
En in een drafje gaat het nu op ’t doel af.
Op dit uur is het in den Dierentuin zeer stil; bezoekers zijn er niet en de werklieden zijn aan ’t schaften.
De Hooge Brug is dus veilig voor hen.
„Is er niemand in de buurt,” vraagt Karel.
Ze speuren allen rond.
„Niets te zien,” zegt Chris. „Kom, vlug er onder.” En allen wippen over de grasstrook die zich
202