Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



schieten ook uit het boschje en verdwijnen eveneens als vluchtende gemzen.

„Wel heb ik me nou!” raast een der tuinlieden. „We worden effetjes genomen, Piet.”

En zich richtende tot den ouden tuinbaas: „Sijmen, kai-jij ze inhalen? Ik niet.”

„Neen,” zegt Sijmen. „Die snuiters ben-me te vlug af.”

„Nou oppasse,” zegt een ander. „D’r kenne d’r nog best meer zijn.”

En met beide handen dringt hij de takken weg en baant zich een weg door het dichtbegroeide boschje.

Hij heeft heel wat moeite om vooruit te komen, want de geheime paadjes van de jongens zijn hem onbekend. Maar eindelijk is hij dan toch het Hol genaderd en slaakt, gelijk Wim Bolk die verrast was door de versiering ter zijner eere, een kreet van verbazing.

„Neen maar, kom nou d’r es kijke! Je mot ’t zien! ’t Laikent wel kerremis. De heeren hebben een best plekkie uitgezócht.”

De vier jongens, liggen in doodsangst onder den bladerenhoop. Ze hebben het benauwd en durven zich toch niet te verroeren.

De tuinman staat nu vlak bij Karel en de volgende stap die hij doet, is bovenop Karel’s hand; maar de jongen weet zich goed te houden en de tuinman merkt niets.

Nu de overige tuinlieden geen belang blijken te stellen in de inrichting van het Hol van Kaan



192

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.