„Net het panopticum,” denkt hij.
„Hij moest een pakje voor z’n broer brengen en we mochten van dien mijnheer beneden aan de deur het zelf gaan brengen,” antwoordt Ambro op helderen toon.
„Zoo — en waarom riep jij daar straks „kaptein”, had je me wat te zeggen?”
„Ja kaptein,” luidt het antwoord van Ambro. „Nu Manus,” en hij wijst op den landweerman naast Dirk, „nu Manus z’n kop moest houden, wou
ik u maar even vertellen, dat ze allemaal vannacht gerend hebben in de duinen met dat beestenweêr en dat ze daarom, zooals u zei, niks doen en luieren.”
Hij zucht, nu eindelijk er uit is wat hij op ’t hart heeft.
„Zoo, nou maar dat is wat anders,” zegt de kapitein op zachten toon. „Dus jullie hebt nachtdienst gehad,'... nou, blijf dan maar hier ... je kunt je gang gaan.”
180