Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



over drieën was, waarop ze hem vriendelijk bedankte en vroeg of hij niet wat wilde drinken.

„Zes glazen drink ik vandaag,” was het antwoord van Ambro. „En als ik ze niet alleen op kan, zullen me vrienden wel helpen.”

En zich tot dezen richtend, riep hij: „Jongens, ik geef een rondje water.”

Zes groote glazen werden naar binnen geklokt. De jongens namen afscheid van het oudje en vervolgden hun weg.

Toen ze de societeit genaderd waren, riep Puckie: „Kijk es, het kelderluik staat open, laten we stiekum naar binnen kruipen en lol maken.” Daar waren ze voor te vinden.

Een ontelbaar aantal stoeltjes stond in lange rijen tegen den achtermuur van de societeit, klaar, om vervoerd te worden naar het groote terrein bij de muziektent.

„Zou er niemand zijn,” fluistert Ambro en hij luistert aandachtig aan het kelderluik.

„Ik hoor niks. Nou stil, jongens, ik zal wel voor gaan.’’ En hij daalt behoedzaam het trapje af, dat naar den kelder voert. De rest van de bende volgt. En nu staan ze in den half-duisteren kelder. „Krimmenikkie, wat is ’t hier donker,” roept Paul. „En vol ratten,” plaagt Ambro. „Yolgen jullie me maar, straks zitten we in stik-duisteren nacht.” Blijkbaar is er niemand in den kelder en vol moed trekken ze nu voorwaarts.

De kelder loopt door onder dé geheele societeit en heeft dus een verbazende omvang.



150

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.