„Toch naar voor Margootje,” zegt Paul weekhartig. „Laat ze voor mijn part ophoepelen,” zegt Ambro. „Nogal een lief ding om partij voor te trekken. Je mag ze van me cadeau, Paul.”
Nu wendt zich de spotlust tot Paul.
„Hèèèè! Paul met een meissie! Zou je wel dur-reven, Paultje?”
„0, ja,” zegt Paul parmantig. „Maar ik zou niet willen, ’t Is niks echt.”
„Ik heb honger,” zegt Ambro. „En ’t is vijf uur. Ik ga naar huis.”
„Ik ook.”
En ’t heele stel stapt op. Allen zijn innerlijk dol verheugd, dat Ambro niet verloren ging voor de bende.
„Ga je met ons mee morgenmiddag,” roept Puckie. „Of ga je weer vliegeren in de wei?” „Met jullie mee,” zegt Ambro en met een vaartje rent hij op z’n huis toe.
KAREL’S EERSTE OPTREDEN.
„Karel, wanneer is je concert?” vraagt Ambro op zekeren dag aan zijn in het Hol vergaderde kornuiten.
„Me concert!!” lacht Karel.
„Nou ja, die uitvoering dan, waar je op speelt.” Chris kijkt belangstellend op.
„Speel je op een uitvoering?” vraagt hij.
„Ja,” zegt Karel kwasie-onverschillig.
127