Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



„Wel, door hem op te zoeken en hem voor de keuze te stellen.”

„Best,” zegt Chris. „Dan zal ik zeggen waar hij is.” „Nou, waar dan; zeg op!”

„Op het weiland, achter den Provenierssingel. Daar laat hij een vlieger met d’r op.”

„Vooruit jongens, we gaan er heen,” roept Puckie. Behoedzaam sluipt de bende het Hol uit, en in looppas gaat het den tuin uit naar het weiland. Bij den overweg van het spoor gekomen, roept Piet plotseling: „Ja, hoor, ik zie ’m staan!”

„Wie zie je staan?” vraagt Paul.

„Wel, daar, kijk dan!” en hij wijst omhoog, waar tegen den blauwen hemel een groote witte vlieger onbewegelijk staat.

„Ik herken hem aan den staart. Die heeft ie vol gekke tierlantijntjes gedaan.”

„Ja, dat is Ambro z’n vlieger,” roept Chris. „Ik zie het roode hart in ’t midden.”

De vlieger wijst hun den weg en al heel gauw zien ze in de verte twee kleine figuurtjes die op een berm zitten.

Ambro, in z’n blauwe trui, Margootje, in haar matrozenjurk. Haar groote stroohoed ligt naast haar, en de wind speelt met de lange, blonde krullen, die aan weerskanten van haar gelaat hangen.

„Wat een lol, om daar met dat schaap te zitten,” zegt Piet met de diepste minachting.

„Hij let meer op den vlieger, dan op haar, zie je wel!” spotte Puckie.












121

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.