Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



Karel vervolgt kalm zijn weg.

Het pontje is intnsschen aangekomen en Ambro staat aan den overkant kalm en geduldig te wachten, tot de pontjesbaas hem komt halen.

Deze keert dan ook onmiddellijk terug en zonder dat de man het in de gaten heeft, is Ambro reeds verdwenen en houdt hij zich schuil in het portiek van een huis.

De man begrijpt er niets van en zal wel gedacht hebben, dat hij droomde. Nog net ziet hij een jongetje staan en — weg is ie!

„Zoo’n aap,” bromt de man. „Laat me daar voor niks overvaren! Dat zal me geen tweeden keer gebeuren!”

Hij blijft nog even wachten en als hij eenige passagiers bij elkaar in z’n bootje heeft, onderneemt hij de reis naar den overkant.

Dit is een groote teleurstelling voor Karel, want nu het bootje vol is, kan hij hem den tocht niet te vergeefs laten maken. Dûs blijft hem niets anders over, dan Ambro te fluiten en hem toe te schreeuwen weer samen te komen op het Hofplein.

„Jammer, dat ie de tweede keer mislukte,” zegt Ambro, als ze weer bij elkaar zijn.

„Zeg, joh, wat is ’t al laat; ga je mee naar ’t hol?”

„Mij best, de anderen zijn er nu ook.”

Nu gaat het in looppas naar den Dierentuin. Bij het hol gekomen, laat Ambro een zacht fluitsignaal hooren, dat onmiddellijk wordt beantwoord en, na even goed rond gekeken te hebben, schieten zij als konijnen weg tusschen de dichte bladeren.












111

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.