Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



„Als je nu niet meegaat, ga ik alleen.”

„Goed,” zegt Ambro. „En dan nemen we den paal mee.” Hij doet alsof hij den paal met alle geweld uit den grond wil trekken.

„Maciste, de groote kracht-patser is er niks bij,” lacht Karel. „Schiet op,” laat hij er op volgen, „anders komen    we nooit verder.”

Het tweetal    vervolgt zijn weg.

Maar daar krijgt Ambro het pontje in de gaten, dat voor twee centen de liefhebbers naar den overkant brengt.

„Nou weet ik een goeie,” zegt hij.

„Wat dan?”

„We zullen dien pontjes-baas er tusschen nemen.”

„Hoe dan?”

„Ik loop zoo hard als ik kan om, en als ik aan den overkant ben, wacht jij af aan welken kant het pontje ligt en dan doen we net of we elkaar niet kennen. Ligt het nou aan mijn kant, dan doe jij net of    je mee wil. Ik doe    natuurlijk    net

zoo als ie aan    jouw kant ligt. Yaart hij    nou over,

dan smeer je ’m! In dien tusschentijd sta ik aan de andere kant en probeer hetzelfde. Als dèt lukt, is ie volmaakt.”

„Potverdrie, ja! dat zullen we ’m lappen,” zegt Karel.

In vollen draf rent Ambro de Heulbrug over en nu loopt het tweetal op gelijke hoogte, ieder aan een kant van de Schie. Het pontje komt juist, met twee juffrouwen als vracht naar Karel’s kant toe.












110

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.