Op hun buik voortkruipend, komen ze eindelijk op hun zorgvuldig in orde gehouden paadje en bevinden zich alras in het hol, waar zij Chris en Puckie aantreffen. Beiden liggen te lezen.
„Wat zijn jullie laat/’ zegt Chris.
„We hebben keet gemaakt aan de Sehie.”
En ze vertellen hun maar half gelukte grap met den pontjesbaas.
Puckie vindt het „een flauwen bak”.
„Omdat jij ’m niet verzonnen hebt,” bijt Ambro hem toe.
„Neen, dan hebben wij een beteren voor vanavond,” zegt Chris. „Hè, Puckie?”
„Nou, ’n fijne!” stemt Puckie toe.
,/t Zal wat zijn,” smaalt Ambro.
„Als jij ’t niet verzint, kan ’t niet deugen,” zegt Chris.
„Wat zijn jullie strijdlustig vandaag,” zegt Karel, die zich behagelijk heeft neergevleid op den zachten grond en naar de plekjes blauw van den hemel kijkt, die door de boomen zichtbaar zijn.
„A la routschkia de Baviani, met den kikvorsch op den schouder, van de boesa van de bomber-nades!” zegt Ambro met een onweerstaanbaar mal gezicht.
„Wat zeg je nou?” vragen de jongens vol verbazing.
„Dat is Russisch,” zegt Ambro gewichtig.
„Wat beteekent het?” vraagt Chris geamuseerd.
„Juffrouw, haal je katje naar binnen, want het begint te regenen.”
112