gekomen bent en vertel morgen aan je ouders wat je hadt willen doen. Ik hoop, dat jullie in het vervolg verstandiger zult zijn en ik vertrouw jullie nu verder.”
Meneer reikt ze daarop alle drie de hand en de druk van die drie jongenshanden bewijst hem, dat hij naar hun hart gesproken heeft en dergelijke grapjes niet weer zullen voorkomen.
Mijnheer verdwijnt in den donkeren nacht en haast zich huiswaarts, teneinde niets meer te verliezen van zijn kostbare nachtrust.
De jongens. gaan op een drafje naar huis en ’t gelukte hen allen even vlug hun slaapvertrek te bereiken als ze dit verlaten hadden.
Den volgenden morgen, aan het ontbijt, vertelde Ambro de geschiedenis aan zijn ouders, die het eerst niet gelooven wilden en hem zeiden: „je hebt vast gedroomd.”
Maar toen het dienstmeisje, dat de thee binnenbracht, met een verbaasd gezicht vertelde, dat vanmorgen de knippen van de straatdeur waren en het raampje open stond, moesten zij het wel gelooven.
Nadat hij Ambro flink de les had gelezen, zei de heer Verbrugge:
„We kunnen meneer Kaan niet dankbaar genoeg zijn en ik wil niet wachten, hem onzen dank te gaan betuigen.”
Zoo dachten ook de ouders der andere jongens erover en meneer Kaan ontving dien dag drie dankbare vaders, die ’t er met hem over eens
108