Het hol van Kaan

Titel
Het hol van Kaan

Jaar
1919

Pagina's
253



om de drie andere roekelooze knapen op het rechte pad te brengen.

Het is precies vijf minuten over twaalven als mijnheer op den Nieuwen Binnenweg aankomt. Even v<5(5r het huis waar Ambro woont, ziet hij drie kleine, donkere gedaanten heen en weer loopen.

„De schelmen,” bromt mijnheer in zichzelf. „Ze hebben ’t dan toch gewaagd.”

Hij besluit hen achterop te loopen. De jongens hebben er geen flauw idee van, dat ze bespied worden. Ambro, die tusschen Puckie en Chris loopt, raadpleegt z’n horloge en zegt ongeduldig:

„Piet komt niet, hoor! Dat valt me van hem tegen, hij is toch anders altijd van de partij.” „Laten we een steentje tegen z’n raam gooien, misschien is ie in slaap gevallen,” zegt Chris.

„De wekker zal ie niet hebben laten afloopen,” grinnikt Puckie.

De laatste woorden werden gehoord door den heer Kaan, die het drietal zachtjes is genaderd.

„Zoo heeren,” klinkt z’n stem tamelijk hard door de stille straat. „Nog zóó laat op ’t pad?”

De drie nachtbrakers blijven als versteend staan. „Waar gaat de tocht heen?”

„Wandelen naar Overschie,” zei Ambro, die als altijd de moedigste was.

„Een vreemd uur om zoo’n wandeling te maken. Weten jullie ouders daar wel van?”

„Natuurlijk niet, mijnheer, u begrijpt, dat we dan zooiets niet zouden mogen doen. Die slapen












106

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.