gemakkelijk en hij besluit een touw om zijn middel te doen, het andere einde vast te binden aan een poot van het bed en zich zoo naar beneden te laten zakken.
Chris slaapt aan den vóórkant en is met één sprong op straat en Piickie slaapt op de eerste verdieping, doch kan met een beetje moeite en voorzichtigheid langs het balcon naar beneden komen, ’t Is een tocht die hij reeds zoo vaak bij dag ondernomen heeft, dat hij er niet tegen opziet die in het nachtelijk duister te volbrengen.
„Ik heb een dievenlantaarn,” zegt Piet.
„Die heb je toch niet noodig, kalf! We hebben volle maan!”
„En tóch neem ik ’m mee,” houdt Piet vol. „En me lasso en me pijl en boog ook.”
„Allemaal overlast,” bromt Ambro.
Intusschen zijn ze het punt genaderd waar hunne wegen zich scheiden.
Ze spreken nog eens secuur af om twaalf uur precies op den Nieuwen Binnenweg te komen. Mocht een van hen allen niet op den afgesproken tijd present zijn, dan zouden de anderen tot kwart over twaalven wachten en dan op stap gaan.
Chris en Puckie, die vlak bij elkaar wonen gaan samen weg, Ambro en Piet blijven nog even het plan bespreken.
„Als ze ’t thuis maar niet in de smiezen krijgen,” zegt Piet, die zich wat minder zeker begint te gevoelen.
„Dat zou je eigen stommieteit zijn,” antwoordt
100