„Nou, ik had gedacht, als we nou es om twaalf uur op den Nieuwen Binnenweg, een paar huizen van ons af, bij elkaar komen,” zei Ambro. „En dan gaan we de Delfshavensche Schie langs en komen langs Overschie weer terug. Zullen jullie es zien, wat een emmesse tocht dè,t is!”
,,’t Is heldere maan,” zei Chris. „Wat zal dat echt zijn.”
„Laten we nu eens afspreken, hoe we er ’t beste uitkomen,” zei Ambro. „Als je dat niet goed voor mekaar hebt, lukt het niet.”
„Hoe kom jij er uit, Ambro?” vroeg Piet.
„O, man, dat zal me niet glad zitten. Uit ’t raam kan ik niet klimmen, want ik slaap op de tweede verdieping en ik heb heelemaal geen houvast. Liep d’r nou een goot of zoo langs, maar niks, hoor! Ik moet nou maar als alles in huis slaapt, op me kousen de trappen af, dan neem ik me laarzen in me hand, enne dan doe ik stiekum de knippen van de deur en dan moet ik het raampie open laten, anders kan ik er niet meer in als we terugkomen.”
„Nou,” zegt Chris. „Dat zal wel lukken.”
„Ja,” zegt Ambro. „Jij hebt makkelijk praten, ik zie ’t jou doen, twee trappen af zonder dat ze je hooren.”
Piet Kaan heeft ’t veel makkelijker, die slaapt in een kamertje vlak bij den tuin, hij hoeft zich maar uit 't raam te laten zakken en dan over de heining te klauteren en hij is buiten.
Maar voor z’n lust tot avonturen is dit veel te
99