95
Mieke schoot in een lach.
„Wat heb jij ineens ijdele bevliegingen. Hoe komt dat, Abrikozenmaart je ?”
„Je water kook!” annonceerde Maar’.
Mieke zette de thee, vulde het melkkannetje, deed klontjes in het suikerbakje.
Daar rinkelde vervaarlijk de bel en Maar’, d’r dweil in de emmer plonsend, zei verheugd:
„Daar hê-je ’m! Kan ’t spul weer beginnen.”
Hans kwam binnen, liet zich uitgeput op de keukenstoel vallen.
„Ik kan niet meer! Is dat racen? Maar jullie zult tevreden zijn. In de tasch is alles voor een thé complet en de rest voor het diner wordt gebracht. Nicht Corretje kan tevreden zijn.”
„Nicht Corretje!” schaterde Maar. „De freule mos ’t hoore! Bê-je met d’r school gegaan, Berliner bol?”
„Dat moet bestraft worden!” Hans vergat alle vermoeidheid, pakte Maar’ beet, zette de waterkraan open en hield Maar’s hoofd er onder.
Juist kwam Maar’, nat als een poedel uit Hans’ handen los, toen de keukendeur open ging en ze Cornelia hoorden vragen:
„En is dat nu je keuken?”
Mieke liet de petit fours, die ze uit een carton op een glazen schaaltje schikte, bijna uit haar handen vallen en Maar’ greep met twee handen naar haar kletsnat hoofd. „Net kinderen,” zei verlegen Nini.
Alfred half geamuseerd, half boos, commandeerde:
„Nu is ’t uit, Hans. Ga mee naar binnen, anders krijgen we nooit thee.”
Cornelia zei geen woord, maar ze klemde de smalle lippen opeen.
Ze gingen nu Alfred’s studeerkamer zien en in de stille