87
„Achttien schoone lente’s tel ik.”
„Dat belooft wat! Hoe ontdekten jullie haar, Nini?” Maar Nini verstond hem niet, ze droomde... .
Hoe lang duurde het nog vóór kindje kwam.... nog anderhalve maand ... en ze verlangde er zoo naar. De tijd kroop voort. Zou het blond of zwart zijn? Zou Jenny Mer-tens nu nooit eens verlangen naar zoo’n kleine schat? zou ze nooit snakken naar kleine, warme armpjes om haar hals, zooals zij, Nini, al gedaan had, lang voor ze getrouwd was?
Herman Mertens zou bij haar zijn als kindje kwam. Zou niet telkens weer, als hij bij het geboren worden van een baby was, het verlangen bij hem opkomen nu eens bij de geboorte van zijn eigen kind te zijn?
„Ze droomt maar weer eens,” lachte Mieke.
„Laat haar maar,” zei Hans en er kwam een zachte trek over het anders zoo luchthartige gelaat. „Ze droomt van haar baby, I am sure.”
Mieke keek geïnteresseerd naar de afwisselende aandoeningen op Hans’ gelaat.
„Typische jongen,” dacht ze. „Zöö meneertje Luchthart en dan weer ernstig op het gevoelige af.”
„Heb je vacantie?” vroeg ze dan en even verbaasde ze zich, dat ze, alsof ’t vanzelf sprak, hem tutoyeerde.
„Ja, drie weken en in die weken moet ik weer kracht op doen voor een heel jaar. Ik ben doodop!”
„Daar zie je niet naar uit.”
„Nou ja, doodop is te sterk gekleurd, maar een beetje moe toch wel. Als je wist, hoe mijn leven in Berlijn is, dan zou je omvallen van verbazing, Mieke van de Klaproos. Jullie denkt hier allemaal dat je werkt! Maar dan moet je . . .”
„Bei uns in Deutschland...” viel Mieke hem spottend in de rede.
„Ja, lach maar! ik ben in hart en nieren Hollander, maar