88
toch blijf ik volhouden, dat er hier op geen stukken na zoo hard gewerkt wordt als... kijk niet zoo spottend meisje, anders konden er wel eens rare dingen gebeuren. Eenige afstraffingen zouden jou geen kwaad doen.”
„Ah! goeie morgen!” dit tegen Nini. „Is mevrouw ontwaakt?”
„We hebben nog heelemaal geen naam bedacht.” plonsde Nini, zooals haar gewoonte was, midden in het gesprek.
„Dan noem je ’m Hans!” ried de oom in spé aan. „Ik laat een kolossaal vermogen na en trouwen doe ik vast en zeker niet. Kun je een beteren suikeroom voor je spruit wen-schen?”
„En als ’t nu een meisje is?” plaagde Mieke. „Daar zit je, peet-oom!”
„Dan noemen we het Hansje,” bedacht hij vlug. „Is dat geen aardige meisjesnaam? Hansje van de Paardenbloem bijvoorbeeld.
„Nini, laat dit gauw op je kluis schilderen.”
„Hoe laat is ’t, kinderen?” vroeg Nini.
„Thee-tijd” zei Mieke.
„Bah! jullie met je eeuwige thee!” knorde Hans. ,.Bij ons...”
„Bei uns!” bauwde Mieke hem na.
„Jongen, houd toch op, met dat arrogante: bij ons.”
„Afstraffing!” besloot Hans en hij stond op.
„Hans, Hans!” waarschuwde Nini, „Denk aan de meubels!”
Maar Hans, met uitgespreide armen op Mieke afkomend, pakte haar, hoe ze ook tegenstribbelde beet, tilde haar op, klom met haar op een stoel en plantte haar boven op de antieke kussenkast.
„O, Hans, houd op! ’t Is géén gezicht!” proestte Nini. „Die zwengelende beenen van Mieke en dat verbouwereerde gezicht!”