82
Ben ik jaloersch op Nini’s voorkeur? had ze zichzelf afgevraagd. Heb ik het land, dat ik nu niet meer alleen van Nini’s vriendschap geniet? ben ik tenslotte net zoo kleingeestig als Maar’?
Als het kindje er is, dan kan Nini niet meer zooveel uitgaan, dan wordt alles weer zooals het was.
Hiermee troostte ze zich en in dit prettig vooruitzicht studeerde ze nog ééns zoo hard, om Nini en Alfred, die zooveel voor haar deden, voldoening te geven.
Er gingen weinig avonden voorbij, die niet geheel aan haar zangstudie gewijd waren.
„Twee avonden luier ik, de eene is voor Jaap, de andere voor vader en moeder.”
En zoo plichtmatig als Mieke alles deed, wat ze zich voornam te zullen doen, zoo deed ze ook dit.
Het was niet gemakkelijk, een avond door te brengen, zonder iets aan de studie te doen, die haar zoo lief was.
Maar noch haar ouders, noch Jaap bemerkten iets van die opoffering. Ze was zoo’n avond geheel voor hun, ging mee uit, of bleef gezellig thuis, en wist het altijd te maken tot een feest-avond.
Op zulke avonden ging Jaap Mertens geheel gerustgesteld naar stad terug.
„Aan Mieke valt niets te bederven”, dacht hij dankbaar. „Op haar hebben slechte eigenschappen van anderen geen invloed. Of ze met die mevrouw Rety of met dat andere wezen omgaat, haar deert het niet.”
Dan stuurde hij haar in de blijdschap van zijn hart een mooi boek of een gramofoon-plaat en Mieke, verrast, dacht: „Zoo’n goeierd, die Jaap!”