61
na! Ze zate same hemmetjes te pieke en luiers te naaie en zij, Maar’ kon boene en plasse. Zij had temet geen tijd da’ ze at! —
Als Maar’ van Bijl eenmaal aan het doordraven ging, dan was er geen houden aan. Het anders zoo goedmoedige kind veranderde dan in een mopperig, kwaaddenkend wezen en Nini, die Maar’ tot iederen prijs wilde behouden, gaf wel eens wat teveel aan deze buien van het meisje toe, trachtte door haar iets liefs te doen, den lach weer op het frissche bakkes je terug te doen keeren.
„Nini,” had Mieke haar gewaarschuwd, „je verwent Maar’ te veel. Laat haar toch in d’r sop gaar koken! Ze heeft heelemaal geen reden om zoo zuur te doen. Ze zal heusch wel weer bij trekken.”
Dan vermande Nini zich, deed stug tegen Maar’, met het gevolg, dat die er de conclusie uit trok „da’ d’r mevrouw op-gestook’ wier door die drokkiesmaakster.”
Dien middag zou Nini thee-visite krijgen en Mieke, die vroeg klaar was met haar werk, had beloofd voor „dodden van sandwiches” te zorgen en thee te schenken, opdat Nini zich aan haar bezoek zou kunnen wijden.
Mieke had thuis, samen met haar moeder, de sandwiches gemaakt en die keurig op een servet in een koektrommel naar Nini getransporteerd.
'■ „O, wat zien ze er razend lekker uit!” riep Nini, toen Mieke dien middag de sandwiches in het zilveren brood-mandje schikte.
„Afblijven!” gebood Mieke, toen Nini, die een echte lekkerbek was, al de derde uit het mandje nam. „Hebben we daar nu zoo voor gezwoegd om die beelden van driehoekjes te krijgen, dat jij ze er weer allemaal af steelt?
Straks komt je deftige bezoek en dan hebben we niet genoeg.”
„Ze zijn zóó zalig,” zuchtte Nini en dan verschrikt: