53
„Als ik trouw, neem ik een gedegen kruideniertje of zoo,” zei Mieke. „Acht uur sluiten, Zondags vrij en altijd netjes met moe en de kinderen op stap. De hemel beware me voor een artist!”
„Dat zijn goede voornemens,” lachte Alfred Rety, die met Evert Klarenbeek het atelier binnen kwam en juist Mieke’s woorden opving.
„Ik ben dol op krenten en rozijnen en het lijkt me ideaal om daar naar hartelust van te kunnen snoepen,” bekende Mieke.
„We zullen eens naar zoo’n gedegen kruideniertje voor je omzien,” beloofde Nini. „Van ons de klandizie!”
„Mevrouw van Maar’?” vroeg Mieke. „Krijgen we nu vanavond je stem eens te hooren?”
„Medunkt, die hoor je!”
„Nou ja, maar ik bedoel uw zangstem.”
„Dat is een goed idee,” vond Alfred. „Ik heb je ook in langen tijd niet gehoord en ik verlang er naar.”
„Vanavond wil ik liever niet zingen,” zei Nini afwijzend. „Eerst moet ik weer eens flink geoefend hebben. Ik heb nu het gevoel, dat ik geen geluid meer kan geven en dit maakt me onrustig.”
„Hoe komt dat zoo opeens?” Alfred vroeg het gedachteloos. Toen schoot het hem te binnen, dat ze wel eens niet gestudeerd kon hebben om hem niet te hinderen en warm klonk zijn stem toen hij zei:
„Maar nu kun je weer studeeren en hoe meer hoe liever. Waarom zei je het niet eerder?”
Twee paar oogen keken elkaar begrijpend aan, die van mevrouw Klarenbeek en Nini en de blikken zeiden:
„Zouden ze het ooit kunnen begrijpen, de artisten, dat we ons wat ons het liefste is, kunnen ontzeggen, om hun niet te storen in het werk?”
„Mieke,” zei Nini dan, „weet je wat jij moest doen? je