50
het is een oplaaiende vlam en de combinatie van het fel oranje, het bruin, zwart en beige is schitterend!”
„Kijk die moeder van mij nu eens stralen!” lachte Mieke. „Ze vindt het heerlijk als haar werk begrepen wordt. Het liefst zou ze het cadeau geven aan menschen waarvan ze zeker weet, dat ze het werk waardeeren. Is ’t niet zoo, moeder?”
„Ja, zoo is het, kind. Jammer maar, dat ik het niet doen kan,” en zich vertrouwelijk tot Nini wendend, zei ze: „Ik ben zoo dankbaar, dat ik mijn man hiermee kan helpen, ’t Is zoo’n moeilijke tijd en ik zou het zoo vreeselijk vinden, als hij uit noodzaak z’n mooie doeken voor een appel en een ei moest verkoopen. Nu kan hij rustig doorwerken en als wij maar zuinig aan doen, komen we er net. Door de vele vrienden en bekenden heb ik nogal wat afzet en zoo scharrelen we wel rond tot dè malaise eindelijk voorbij zal zijn.”
Nini’s groote, donkere oogen keken de vrouw, die dit alles vertelde alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, bewonderend aan.
Wat had zij, Nini, zichzelf flink en dapper gevonden, dat zij zoo uit het gemakkelijk en goed ingerichte pension en ver van alle steedsche geneugten, naar dit kleine plaatsje was getrokken. En hoe wrevelig was ze vaak gestemd, omdat ze haar zang-studie moest staken.
Nu nog was er steeds dat verlangen in haar naar het gezellige stadsleven, naar het comfort, dat het pension haar had geboden, de ontroerende zorgjes van de lieve, oude dametjes.
„Sie traümt!” den vinger op de lippen, keek Mieke haar lachend aan.
„Een gezellig atelier,” schrok Nini weer wakker. „En ’t lijkt me prettig toe zoo bij elkaar te werken.”
Mevrouw Klarenbeek en Mieke schoten in een lach.