48
neer die iemand een werkelijk goed mensch was, in alle opzichten waard om de man te zijn van een meisje als Mieke, hij dan blij en dankbaar zou zijn.
Perk’s woorden schoten hem te binnen: ,.Ik min uw minnaar”, en hij had met een grimmig lachje moeten toegeven, dat h ij daar nog lang niet aan toe was.
Jaap Verwer zette zich op aandringen van Mieke nog even neer en zijn ernstige oogen peilden Alfred Rety.
„Zou het een van die artisten zijn, die door alle jonge meisjes aangebeden worden?” dacht hij.
Hij spitste zijn ooren en luisterde aandachtig naar het gesprek van beide heeren, dat nog steeds over de Kunst liep.
De ernstige wijze van spreken, het helder oordeel van Alfred Rety, stelden hem gerust. En het feit, dat hij geen notitie van Mieke nam, maakte, dat Jaap hem bijna sympathiek begon te vinden.
Toen dwaalden z’n oogen af naar Nini, die met mevrouw Klarenbeek en Mieke zat te praten. Waar hadden die het eigenlijk over? O, over koken!
„Het spijt me altijd”, hoorde hij Nini zeggen, „dat je je maal voor den geheelen dag niet in pastilles kunt gebruiken. Wat een tijdbesparing zou dit geven! Geen kokerij en geen afwasch!”
„Alsjeblieft,” dacht Jaap grimmig.
„De moderne tijd! weg huiselijkheid, weg intimiteit! hoe minder werk, hoe liever! ze heeft misschien meer tijd voor d’r nagels over, dan voor haar huishouden.”
En de angst sloeg hem om het hart, dat Mieke, die deze vrouw zoo scheen te vereeren, aangestoken zou worden door haar moderne opvattingen.
„Japie! wat zit je aller-izegrimmigst te kijken!” riep Mieke hem toe.
„Ik moet weg,” zei hij wat kort.