47
boeken en al wat dienen kon tot verfraaiing van dit gezellig vertrek.
Als Mieke ’s avonds op visite was, placht Jaap rustig naar haar kamer te gaan, bleef hij er wachten tot ze terug kwam, alleen maar om nog even haar vroolijk twetterende stem te hooren, die vertelde van den doorgebrachten avond.
Hij had dan den tijd waarin hij op haar wachtte, benut om orde te brengen in de boekenkast en de vele plantjes die ze bezat te verzorgen en te verpotten.
„O, jij trouwe Bruun!” zei Mieke dan dankbaar. „Hoe heb je weer voor alles gezorgd!”
Ofschoon hij er nooit iets van zei, kon hij den hondennaam Bruun, dien ze 'hem gaf, niet goed verdragen. Niet, dat er geen waardeering, geen hartelijkheid uit sprak, maar____
En dan kwam hij weer terug op het oude vraagstuk, wat dan toch zijn gevoel voor Mieke wel beteekende?
De wrevel tegen den hondennaam sproot alleen maar voort uit den wil meer voor haar te zijn, dan enkel maar een trouwe hond.
En waarom, als hij dan toch alleen maar een trouwe vriend voor haar was, ontstemde het hem, als Mieke uit logeeren ging, daar, waar hij wist, dat vlotte, aardige jongens waren. Jongens, die volmaakt dansten, die meededen aan alle sport, die geestig en gevat waren en toch goed opschoten met hun studie?
Waarom had hij ook nu weer een zekere antipathie tegen die Rety’s? had hij het gevoel, dat deze menschen, waarover Mieke zoo enthousiast sprak, een verwijdering tus-schen haar en hem teweeg zouden brengen?
Wat was dit allemaal? enkel vriendschap?
Hij had zich er wel eens in verdiept, hoe het zijn zou als Mieke hem den een of anderen dag zou vertellen, dat ze van iemand hield. En dan had hij zichzelf gezegd, dat, wan