35
zich mee in z’n vingers gesneden. Wie dacht nu ook, dat er zulke nare tijden zouden komen? Geen kip koopt meer schilderijen! Moeder is direct weer aan het weven getogen, maar, och hemeltje, de bestellingen komen onze deur niet binnen vliegen. Nu heeft ze weer een mooie opdracht, maar wie weet hoe laag het duurt eer er weer een komt en vader kent de waarde van het geld niet en krijgt allerlei weelderige bevliegingen als moeder het geld in handen krijgt. Nou, stel u voor, dat ik dan nog om zanglessen zou vragen!” Nini zat stil te kijken naar het anders zoo zonnige gezichtje, dat nu zoo ernstig was.
„Ik ben zoo blij, dat ik net van de H. B. S. ben,” ging Mieke voort. „Nu kon moeder het duizendpootje weg doen en dat spaart alweer heel wat, want die kon happen! Ze at oms wat je zoo noemt, de ooren van het hoofd.”
„Mieke,” verwonderde Nini zich, „doe jij nu al het werk?” „Eenmaal in de week komt er een werkster voor het ruwe werk,” zei ze kwasi luchtig. „En als moeder geen werk heeft ploeteren we samen. Dan ontdekt ze alles wat ik in hoeken en gaten liet zitten. Want ik ben lang geen ideaal huishoudster!”
„Jij ook niet?” lachte Nini vergenoegd.
„In m’n hart heb ik het land aan al dat huiselijk gedoe en u moet heusch niet denken, dat ik het altijd even opgewekt doe! M’n muts staat dikwijls scheef genoeg en dan mopper ik geweldig. Maar als ik moeder’s zorgelijk gezicht dan zie en weet hoe ze zwoegt om het werk op tijd klaar te krijgen, dan scheld ik mezelf de huid vol en zeg ik: vort bonk! en dan gaat het z’n gangetje weer.”
„Ik begin te gelooven, dat je een schat bent, Mieke van de Klaproos!” zei Nini enthousiast.
„En ik vertel u net, hoe ’n mopperaarster ik vaak ben.” „Juist d’rom! zou Maar’ zeggen, die deze uitdrukking te pas en te onpas gebruikt. Neen, maar ik meen het. Als je