112
„Echt Jenny, die aankleeding van haar boudoir! wat een decandente mormels van poppen hangen hier rond. En die uitstalling van filmkerels! ze is toch waarachtig geen bak-visch meer. Om muziek schijnt ze geen lor te geven, ze heeft me nog nooit gevraagd voor haar te spelen. Gelukkig maar! verleden jaar had ik in no time hopeloos verliefd op haar geworden. Ze is mooi, ze heeft charme en ze is sportief. Hoe kan iemand, die sportief is dergelijke weëe poppen om zich heen hebben!
Ik zou Klaproos d’r kamer wel eens willen zien. Laat me uw kamer zien en ik zal u zeggen, wie ge zijt. Die Jaap! wie is dat? Maar’ hoorde ik ook al iets prevelen van Jaap van Mieke. Zou de Klaproos een Kloris hebben? voor mij mag ze! wat interesseert het me eigenlijk?
Ah! daar is Madame! nogal vlug voor....”
Doch niet Jenny, maar haar man kwam de kamer binnen. Even een licht fronsen van de wenkbrauwen bij het zien van Hans.
„Rety!” stelde Hans zichzelf voor.
„Ah! de broer van Alfred Rety. Aangenaam! Ik zoek mijn vrouw, dacht haar hier rustend te vinden.”
„Haar rustkuur heeft ze juist beëindigd,” lachte Hans. „Ze is zich aan het kleeden en heeft beloofd me in haar wagen thuis te brengen.”
Juist kwam Jenny naar binnen gewerveld, in een hoogst modieus middag-toilet, kort bontjasje en joyeus hoedje.
„Halloh, boy, jij?” deed ze verwonderd tegen haar man.
„Ik kwam je even zeggen, dat het vanmiddag laat kan worden,” jokte hij, want hij had gehoopt een oogenblikje rustig bij haar te kunnen praten.
„Voor de variatie,” lachte Jenny.
„Enfin, ik zal ook niet vroeg zijn. Ik ga bridgen en dansen voor je zuigelingen.”