104
Het belletje rinkelde, de deur ging open en Hans, een mutsje van Maar’ op z’n gekke hoofd en over z’n handen
— bij gebrek aan witte handschoenen — twee wit zijden
kousen van Nini, kwam met de soep-terrine binnen.
Het was tè mal en zelfs Cornelia schoot in een lach,
schoon ze dat van de kousen
Het was tè mal
een ongepaste grap vond.
De croquetjes werden door Mieke keurig met gebakken peterselie gediend en daarna serveerde Hans „koude kip-rand van salade” zooals hij annonceerde.
De laatste „gang” was de pudding — een zalig dril- en bibber-geval — volgens Hans, en het had niet veel gescheeld, of de pudding was van de schaal gegleden toen hij deze binnen bracht.
Hij vocht met Mieke om het laatste stukje, waarbij hij zoo’n helsch kabaal maakte, dat de goede dunk, die Cornelia tijdens het diner van hem had gekregen, bijna weer verstoord werd.
„En nu gaan we „an me vaat” was het toen het maal ten einde was. „Vooruit, Klaproos, we gaan Maar’ helpen.” „Blijf jij nu maar rustig hier, jongetje, we hebben je hulp niet meer noodig,” zei Mieke, die woeste tooneelen in de keuken voorzag.
„Jongetje! jongetje! dat moet bestraft worden,” en hij