102
ik verdwijn. Was gezellig. Thanks! Hans, kom je eens aanwippen? Dag, dag, dag!”
Weg wervelde Jenny en even later hoorden ze de motor aanslaan, de claxon loeien en de auto in een vaart weg rijden.
„Wat een wervelwind! En zoo’n sportief type!” prees Hans. „Bepaald een aanwinst voor jullie.”
Er was even een pijnlijke stilte.
Cornelia had de lippen vast opeen geklemd, Nini keek hulpeloos naar Mieke.
„Hoe laat wordt er gedineerd, vrouwke?” vroeg Alfred om de stilte te breken.
„O, hemel, dat is waar ook!” fluisterde Nini. „Mieke, heb je nog naar die verbrande rosbeaf geïnformeerd?”
„Wees maar gerust, alles komt in orde,” lachte Mieke. „U is hier de weldoende fee,” prees Cornelia, die het bleek gehoord te hebben en ze keek met welgevallen naar het meisje, dat al bezig was den theeboel op te ruimen.
„O, als we de Klaproos niet hadden....” Hans trok een van z’n malle grimassen, spreidde de lange, smalle handen als in zegening over Mieke’s hoofd.
„Maar, mevrouw van Manen, straks zult u mij in m’n volle kracht leeren kennen. Niet om ’t een of ander, maar, u weet niet, wat ik allemaal presteer.”
„Dat hoop ik dan te hooren,” lachte Cornelia, die, nu de mondaine Jenny weg was, weer wat begon op te monteren.
„O, neen, zoo bedoel ik het niet. Als u in dit geval wat van me hoort, is het mis. Maar meestal serveer ik in de perfectie, enfin, u zult het straks zien.”
„O, hemel! Hans als Ober! daar komt niets van terecht,” plaagde Alfred.
Toen Mieke, die Nini beloofd had op het eten te blijven, in de keuken arriveerde, vond ze Maar’ in opgewonden toestand.