Suus. „Bij het samenspelen heeft de piano altijd de begeleidende partij, dus moet die er ook op passen niet boven de viool uit te komen.”
„Zo is ’t, Suus.” Dankbaar zei Riek het, want ze voorzag onaangenaamheden, nu Ans niet ophield stekelig te doen tegen Nita.
„Bij wie is de Brei de volgende week eigenlijk?” vroeg Miep.
„Zie je, daar heb je ’t nu al!” riep Ans triomfantelijk uit. „Dè Brei! We zitten in de brei! Hoe kun jullie die naam nu toch geschikt vinden? Als ze thuis vragen hoe onze club heet, zeg ik gewoon: die heeft geen naam!”
„Ga er toch liever uit!” zei Nita, die zich lang ingehouden had, terwille van Riek, maar die nu toch aan het einde van haar toch al niet zo groot geduld was. „Je bent véél te deftig om in zo’n „banaêle” Club te zitten. Je had er nooit moeten komen, schaap!”
„Dat zou je wel willen!” treiterde Ans. „Dan kon je hier helemaal de baas spelen. Ga jij liever weg. Jij hoort niet in onze schoolclub, je bent de vreemde eend in de bijt! Door jou komt al dat gekibbel. Ik heb ’t ze wel gezegd, dat jij een onmogelijk spook bent! ”
„Ans!” Riek was een beetje bleek geworden, nu ze zich zó ergerde over het onredelijke gepraat van Ans. „Ik vind het erg akelig, dat er al bij de eerste middag van onze Club onenigheid is en het is helemaal jouw schuld. Jij bent direct begonnen met onaangenaam tegen Nita te zijn, dat zullen de anderen heus met me eens zijn.”
„Volkomen,” beaamde de drie anderen. „Ans is onredelijk en echt kinderachtig.”
„Leuk zeg! Met je allen tegen één!” spotte Ans, maar haar stem trilde en het leek of ze op het punt stond in huilen uit te barsten.
„Gunst, kind, er zou geen vuiltje aan de lucht zijn, als jij niet direct zo stekelig tegen me had gedaan,” zei Nita. „Ik heb je bij mijn weten nooit wat gedaan, maar je doet
79