„O, dat is een piek op mij! Kom es hier, kwaje meid, laat me eens kijken, of je geen schoolkleurtje hebt?” Hij trok haar naast zich en keek haar onderzoekend aan. „Ze ziet er uit als een bellefleur, hè, Moeder? Ze eet je zeker de oren van het hoofd!”
„Uche, uche, uche!”
„Zeg, aanstelster, kuch je maar weer eens?”
„Ja, oom Dok en ik ben, geloof ik, verkouden. Ik heb zo vreselijk geniest en ik heb een rare kriebel in m’n keel, dan moet ik wel kuchen. Ik zal toch niet weer...”
„Ik kom dus zo’n beetje als geroepen,” huichelde oom Dok. „Heb je nog een kopje? Als ik eerst m’n dorst gelest heb, zullen we eens even luisteren. Ik geloof niet, dat het iets van betekenis zal zijn, maar het is toch beter het even in de gaten te houden. Nu,” was het even later, „ga nu maar mee, dan zullen we even kiekossen.”
„Heb jij Dokter laten komen?” vroeg Vader, toen zijn vrouw en dochter met Dokter naar boven waren gegaan.
„Had je het door?” lachte tante Do.
„Direct. En je hebt er goed aan gedaan, want ik weet niet wie ongeruster is, Moeder of dochter. Intussen hoop ik maar niet, dat het iets zal zijn.”
„Pa is volkomen gerust,” plaagde tante Do. „Nou, laat ik je zeggen, dat ik vanmiddag ook niet bepaald op fluweel zat, toen ze zo lusteloos thuis kwam en kuchte. De schrik zit er bij ons allemaal in.”
„Geen vuiltje aan de lucht!” klaroende oom Dok toen hij met Moeder en Riek de huiskamer in kwam. „Een doodgewone verkoudheid en niet eens erg. Het is nou, dat ik uit mezelf hierheen koerste, maar als jullie me ervoor hadden laten komen, was je nog niet gelukkig geweest!” Schelms keken de twinkelende grijze ogen achter de brille-glazen naar tante Do. „En iRiek moet nu eens ophouden met al die pietluttigheden en niet direct denken: ik heb geniest en nou moet ik noodzakelijk ziek worden. Ze gaat
72