„Net goed, je bent toch al zo’n curieus-neus!” plaagde haar broeder.
„Wie komt er?”
„Een collega van je,” spotte Vader.
„Van mij?”
„Beter gezegd, jij bent een toekomstige collega van haar,” lichtte Moeder in. „Onze nieuwe bewoonster is pianolerares.”
„Ai, wat keiig! Hoe hiet ze, Mams?”
„Ze hiet... Anne-Marie van Meerlen.”
„Een naam die klinkt als een klok,” vond Riek.
„Nu krijgen we gepingel van twee kanten,” zei Frans en hij hield al bij voorbaat z’n oren dicht.
„Juffrouw van Meerlen heeft haar lessen allemaal buitenshuis,” vertelde tante Do. „Ze zei zelf lachend, dat het niet te doen was een goede kamer te krijgen en te behouden, als er zoveel piano gespeeld werd en ze had het nu zó ingericht, dat ze alleen anderhalf uur per dag studeerde en er verder niet gespeeld werd.”
„Dat is fideel van haar ingezien,” prees Vader.
„Uche, uche, uche!”
Moeder stond gewoon onder controle van tante Do, die haar bij iedere kuch van Riek bemoedigend toeknikte en wees, dat ze er niets van zou zeggen.
Maar haar opgewekte stemming zakte in de benen, nu telkens weer die droge kuch haar angst aanjoeg.
Klokslag negen werd er gebeld en even later stapte Dok naar binnen.
„Is er nog thee in de pot?” baste zijn goedige stem al in de gang. „Ik was in jullie buurt en bedacht me opeens, dat ik hier wel mijn misgelopen kopje thee kon komen ophalen.”
„Nu, we hebben in ieder geval nog warm water,” lachte Riek en ze stond gauw op om een kopje in te schenken. „Nog niet eens zulk erg geutenwater, wat men op zulk een uur wel kan verwachten! ” plaagde ze.
71