„Hè, tante!”
„Ja, hè tante! Het is de waarheid, Riek. Nu alles weer z’n gangetje gaat en je niet meer de spil bent waar alles zo’n beetje om draait, nu ga je mopperen. Je kon de oorzaak zelf misschien niet vinden en hebt het op iets anders geschoven, maar ik geloof niet, dat ik erg ver van de waarheid ben. Kijk nu eens heel diep in jezelf en zeg me dan of de harde noot, die ik je daar te kraken geef, niet verdiend is?”
Een klein hoofd met donkere krullen, boog zich diep.
Dan zei een zachte stem:
„Toen ik ziek was had iedereen tijd voor me en nu lijkt het net of iedereen veranderd is en niemand zich meer om me bekommert.”
„Arm schaap,” plaagde tante Do. „Je bent haast een vergeten kind! ”
„Uche, uche, uche!”
„Probeer dat kuchje nu maar eens in te houden, Riek! Met een beetje moeite gaat het heus wel. En van je verkoudheid merk ik ook niet veel. Je hebt niet eens een rode neus.”
„U spot er maar mee. Maar op school heb ik erg zitten niezen en toen kwam die vervelende kriebelhoest.”
„En er was niemand die er notitie van nam, hè, Riek? Treurig eigenlijk, je komt heus tekort!”
„Waar is Moeder nu weer?”
„Wéér bij Riekje! Een beetje jaloers, grote Riek?”
„Och, ik weet ’t zelf niet, ik heb ’t me allemaal zo heel anders gedacht. Ik ben een akelig, zelfzuchtig kind, tante Do en ik wil alle liefde voor mij alleen hebben.”
„Maak jij jezelf nu maar niet zwarter dan je bent. Ik weet heel goed, dat het maar een vervelende bui van je is en dat de angst om weer ziek te worden er de hoofdzaak van is. Maar, met angst, Riek, maken we de dingen niet beter en je kunt jezelf veel sterker maken, als je niet teveel nadenkt over wat misschien komen kan, maar geniet van alle
68