stelling van verkoudheid hebt gekregen? Je kunt van de winter nog wel tien maal verkouden worden, daar kan men zich niet tegen vrijwaren.”
„Tante Do,” de stem, de klare, klonk direct veel opgewekter. „U is toch een reuze schat! Ik dacht, dat er nu een sermoen zou komen van: zie je nou wel dit en ik heb ’t je wel gezegd dat! Ik hèb heus opgepast. Hoe zou het ook anders kunnen? Iedere dag krijg ik het lesje voorgespeld : Riek, denk hieraan! Riek, denk daaraan! Ik word er tureluurs van, tante. En nu hèb ik overal aan gedacht
„Zo was ik ook nooit,” zei Riek beschaamd. „En ik ben een pruttelaarster geworden.”
en nu hoest ik toch en moet ik misschien weer maanden lang in bed blijven.”
„Wel, ja, dat moet je je nu maar goed in je bol halen, dan zal het wel gebeuren ook. Riek, Riek! Dat had ik nu van jou niet verwacht, dat je zó pietluttig zou worden.” „Zo was ik ook nooit,” zei Riek beschaamd. „En ik ben een pruttelaarster geworden en ik heb geen zin meer in piano spelen, want ik bereik toch nooit wat en ...”
„En ik moet eens goed door elkaar gerammeld worden, want ik ben teveel verwend en ik voel me nu het middelpunt niet meer...”
67