niet zo’n roekeloos meisje en ze weet drommels goed, dat ze op moet passen.”
„Je hebt alweer gelijk, wijze mentor,” lachte mevrouw van Dongen. „Ik zal proberen, wat minder angstig te worden.”
„Daar doe je goed aan, Pauline! En ga vandaag nou maar eens fijn naar je kleinkind en blijf daar, dan ben ik tenminste voor een dag bevrijd van je gezeur en ben je morgen wat genietbaarder.”
„Goeie Do,” dacht mevrouw vertederd. „Nu zit zij voor al het werk, maar ze voelt, dat het ’t enige is wat me weer een beetje op streek kan brengen. Zus moet me ook maar weer eens flink onder handen nemen, dan zal ik m’n leven wel weer beteren.”
’s Middags kwam Riek van school en tante Do, die haar opwachtte met een glas melk en een paar dik gesmeerde boterhammen, zag direct, dat ze niet zo opgewekt was als anders. Maar ze vroeg niets en vertelde onbevangen van een brutale specht, die zich een plaatsje had veroverd in het nestkast je, dat Riek in het najaar in de tuin klaar zette voor de hongerige wintervogels.
Wat lusteloos zat (Riek haar brood te verkruimelen, terwijl ze toch anders zo hongerig er op aan viel. Zelfs Floor, die, zoals gewoonlijk uitbundig tegen haar opsprong werd minder hartelijk toegesproken dan anders.
„Dan is ’t mis,” dacht tante Do, die er altijd schik in had Riek’s dwaze taaltje te horen als ze Floor na schooltijd weer terug zag.
„Uche, uche, uche!”
Tante Do schrok. Was daar weer de droge kuch?
„Heb je je verslikt, meisje?” deed ze onbevangen.
„Ik ben verkouden,” zei Riek kort.
„Zo, nu, dat ben ik ook wel eens.”
„Maar dan hoeft u niet direct bang te zijn, dat het weer mis is.”
„Dat hoef jij ook niet. Denk je soms, dat je een vrij
66