lijke stem, haar komieke manier om iets te zeggen, heel de opwekkende kracht die van haar uitging. Zou ze het dan nooit leren, dat je beter je malle, misplaatste trots kan breken en het eerlijk zeggen als er iets is, dat je hindert. Nu had ze immers Riek en zichzelf zulke onaangename uren bezorgd. Ja, Riek ook, ze had het daarnet toch zelf gezegd. Riek had haar een beetje gemist. O, natuurlijk lang niet zo erg als zij Riek, maar dat kon ook niet anders, 'Riek heeft zoveel mensen om zich heen en ze heeft veel meer dingen om haar af te leiden. Zij, Nita, zou er wat om geven als ze zoveel kon voelen voor een hond of voor goudvissen, of voor handwerken.”
„Hè!” zuchtte ze.
„Waar gaat die zware zucht heen?” lachte Riek. „Louter genot, dat ik weer hier zit.” Nita strekte haar benen, rekte zich uit, kneep Floor in z’n staart en eindigde met te zeggen:
„Ik mag een aap worden, als ik ooit weer zo gek doe! ” „Goed zo, dame, ik houd u aan uw woord. En ik heb je nu al te zeggen, als na verloop van tijd mijn oude schoolvriendinnen bij me komen, dan zul je je daarin lankmoedig weten te schikken en proberen net zo hard met ons mee te doen alsof je altijd tot de onzen behoord hebt.”
„Jij denkt ook: ik neem ’t waar, ze is nu zó tam, ze eet uit m’n hand! Nou, maar alle gekheid op een stokje, als ik je vriendinnenschaar dan met alle geweld moet ontmoeten, zal ik opzitten en pootjes geven. Is het nu goed, Riek Bedil?” I
„Daar komt Moeder aan!” riep Riek verheugd. „Moeder, vertel gauw! Is het een schatje?”
„Een Riek op end’ op,” zei mevrouw van Dongen gelukkig. „Alleen is ze blond en blank en dat kunnen we van jou niet zeggen.”
„Wanneer mag ik komen? Ik houd het niet uit, ik moet mijn naamgenootje zien!”
57