leraar. Dag baasje!” riep ze dan vrolijk. „Vandaag openluchtschool!”
„Dag kind, dag kind!” zong Baasje op zijn wat kinderlijke toon. „Ben je nou niet blij ? Ik wel, ik ben héél blij voor mijn Riek!”
„De barometer staat wederom op regen,” dacht Riek ondeugend en ze leidde zijn aandacht gauw op Floor. „Ziet u mijn schaduw? Is die eventjes blij, dat-ie lekkertjes buiten kan liggen? Hij zegt, dat zo altijd op dezelfde kamer liggen niets gedaan is.”
„Malle meid,” lachte hij. „Nou, we gaan beginnen. Ben je flink helder vanmorgen? We moeten die moeilijke sommen doornemen.”
„O, lieve help!” dacht Riek. „Met al die mooie vlindertjes om je heen en die kleurige dahlia’s! Ik wou, dat er geen sommen bestonden!” Ze deed haar best haar aandacht bij de werkelijk zeer moeilijke sommen te bepalen, maar toch kreeg ze af en toe een niet malse grauw van Baasje over haar „stomme antwoorden.”
„Zo moet je maar doen,” huilde hij. „Dan blijf je bakken, hoor!”
„Goeierd,” dacht Riek vertederd, toen ze keek naar zijn dunne witte 'haren en zijn genoegelijke appelkoontjes. Ze spande zich extra in en toen het uur om was werd ze net zo hard geprezen door haar Baasje als ze tevoren afge-snauwd was.
„Dat hebben we er weer op zitten,” dacht ze, toen Baasje verdween om zijn dagelijkse ochtendwandeling, met een even oude vriend van hem te gaan maken.
„Floor, nu gaan we echt luieren en genieten. We liggen maar in een paradijsje, jong! Als we zó doorgaan, dan komen we nog eens samen op straat, jij en ik.”
Het was een gewoonte van Riek geworden met haar hond te praten in de lange uren van alleen liggen. En het was of hij haar begreep. Zo pienter konden zijn topaas-kleurige ogen haar aankijken en het neerleggen van zijn
47