„Och, dat moet je niet zeggen. Je kunt er zo zalig je gemak van nemen, als je al die kost nog eens krijgt, je hebt je dan maar een beetje in te spannen om bij te blijven en ervoor te zorgen, dat je niet nog eens blijft bakken.” „Kind!” riep Riek verontwaardigd uit. „Heb jij dan helemaal geen eergevoel? Wij zijn allemaal misschien een beetje tè eerzuchtig uitgevallen, m’n zus, broer en ik en Moeder heeft wel eens gezegd, dat daar ook grenzen voor zijn en men niet iedereen voorbij moet willen streven, maar het lijkt me toch beter, dan zó weinig eerzuchtig te zijn als jij. Je zult wel denken, wat zit die Riek me weer uit te veteren en het niet leuk vinden, als je zo lief bent om zo’n kwakkelpot te komen bezoeken, dan nog op je kop te krijgen, maar Riek neemt nu eenmaal geen blaadje voor haar mond.”
„Zeg, Riek?”
”Ja?”.
„Zou jij me niet een beetje willen helpen?”
„Graag, als ik maar weten mag waarmee?”
„’t Is eigenlijk gek, dat ik jou daar nu mee moet lastig vallen, je hebt warempel genoeg met jezelf te doen, om er de moed in te houden, bedoel ik.”
„O, dat is zo erg niet, dat heb ik je al eens meer gezegd en nu heb ik toch een bruin riddertje gekregen, dat de zorgen met me zal delen. Zeg op, waar kan ik je mee helpen?”
„Je moet me iedere keer, dat ik bij je kom, vragen wat ik uitgevoerd heb, ik weet haast zeker, dat ik me voor jou zal schamen als ik weer geluibakt heb. En dan moet je me maar straffen met te zeggen, dat ik in een poos niet bij je mag komen.”
„Zeg eens,” lachte Riek. „Jij bent een mooie! daar straf ik toch mezelf ook mee!”
„Meen je dat, Riek?”
„Reken maar!”
„Ik heb nog nooit een echte vriendin gehad, maar ik
38