zorgen en voorzichtig schenken. Nou, vooruit, bange haas, schenk in, ik zal je niet op je vingers kijken.”
Het liep zonder ongelukken af en de beide meisjes hadden een echt gezellig thee-uurtje, terwijl ze om het hardst van de 'krakelingen snoepten.
„Ik geloof, dat ik nu maar gaan zal,” zei Nita en ze keek „de kale kamer” eens rond en verwonderde er zich over, dat ze er zich zo vertrouwd in had gevoeld. „Als je het goed vindt, kom ik gauw weer eens terug. Maar eerlijk zeggen als het je soms moe maakt of je er geen zin in hebt. ”
„Jij schijnt altijd te denken, dat ik niet rond voor mijn mening durf uit te komen,” lachte Riek.
„Och, ik hoor ze thuis zo vaak zeggen, dat ze het een corvée vinden om bij die of die op bezoek te gaan en toch gaan ze er heen eri word ik vaak gedwongen om mee te gaan, omdat het nu eenmaal niet anders kan, zoals Moeder dan zegt.”
„Nou, maar daar is bij ons geen kwestie van. Als wij iemand niet hebben willen, komen we er rond voor uit! Maar” bedacht Riek zich. „Het kunnen wel mensen zijn waar je ouders om de een of andere reden iets om te geven hebben, dan kun je niet altijd de dingen zó zeggen als je wel zou willen, zegt Moeder altijd en die moet toch ook vaak plooien als het een van de gasten geldt.”
„Wat lijkt het me toch naar voor jullie om altijd maar rekening te moeten houden met al die pensiongasten. Krijg je nooit een bevlieging om te zeggen: hoepel op met al je gezeur?”
„Welneen,” lachte Riek. „We zijn toch veel te blij, dat we ze hebben! Waar moest ons schoorsteentje van roken, als die er niet waren? En het is heus lang niet zo’n nare beweging als jij wel denkt. Waarom kijk je me telkens met zulke verbaasde en ongelovige blikken aan? Denk je, dat ik het er maar om zeg?”
„Neen, dat niet, maar ik vind jou zó tevreden met je
28