dat pen ..Ze dacht bijtijds, dat het niet erg beleefd was om op zulk een toon over het pension van Riek’s Moeder te spreken. „Ik bedoel, met allemaal misschien zulke lastige mensen als Opa...”
„O, je mag niet zeggen, dat hij lastig is, ons lieve, oude Baasje!” viel Riek uit. „Hij is wel eens moeilijk, maar er staat tegenover, dat hij zó lief kan zijn en dan zóveel voor anderen over heeft. Wat raar, Nita, dat jij zo over je grootvader spreekt.”
„Nou ja, hij is ook zo huilerig en hij kan zo raar uit de hoek schieten. Je weet eigenlijk nooit hoe je het met hem hebt.”
„Hij is ook al zo oud,” vergoelijkte Riek haar Baasje. „O, maar hij is altijd zo wonderlijk geweest, dat weet ik van Moeder. Het komt, omdat Oma, toen ze nog leefde, hem zo vreselijk verwend heeft. Hij was gewoon hulpbehoevend toen Oma er niet meer was. Het is heus een geluk, dat hij bij jullie verzeild is, want Moeder had geen geduld voor hem gehad, die is zelf zo ongedurig.”
Riek keek stil voor zich heen.
„Ben je soms moe?” vroeg Nita. „Ik zit ook maar te zeuren en ik heb Opa nogal moeten beloven, dat ik niet teveel zou praten. Ik weet zelf niet, wat me bezielt. Ik ben anders niet zo praterig.”
„Ik ben helemaal niet moe,” verzekerde Riek haar.
„Je werd opeens zo stil en je keek zo voor je heen.” „Neen,” dacht Riek. „Ik kan het nu toch niet zo ineens zeggen, hoe naar ik 'het vind, dat zij zó over haar familie spreekt. En haar Moeder, die geen geduld voor haar eigen Vader heeft! Ik kan er niet bij.”
„Ik geloof, dat ik nu maar eens weg ga,” zei Nita toen er geen antwoord kwam.
„Hè, neen, blijf nog wat, tenminste als je het niet vervelend vindt. Ik krijg nooit een meisje op bezoek en ik vind het fijn, dat je er bent.”
„Heus, Riek?”
25