tas, die ze 'bij zich had, haalde een doos chocolade tevoorschijn.
„Moeder dacht, dat je wel bloemen genoeg zou hebben . .zei ze dan haperend, want ze zag opeens, dat er heel weinig bloemen bij Riek stonden.
„Ik ben dol op choco,” zei Riek gauw, want ze voelde, dat Nita het land had, dat ze geen bloemen had meegebracht.
„Saai, hè, om zo lang te moeten liggen,” zei Nita en haar ogen zwierven langs de wanden van Riek’s kamer, namen het eenvoudige interieur op. „Wat een nare kamer om in te liggen,” dacht ze.
„Ja, het is wèl taai,” vond Riek. „Maar ik bedenk zeker tien keer per dag, dat ik hier als een prinses lig en een verpleging heb zó fijn en goed, als alleen Moeder en tante Do dat maar kunnen. Als ik dat dan goed tegen mezelf zeg, dan mopper ik niet meer.”
Twee grote, helderblauwe, verbaasde kijkers.
„Hoe is het mogelijk?” dacht Nita. „Als een prinses, zegt ze! In die kale, ongezellige kamer! ” en ze dacht aan haar eigen kamer, met al die aardige gebloemde crétonnen meubeltjes en gordijnen. Zo vrolijk en gezellig. Gek, dat ze die nu plotseling zo erg gezellig vond, terwijl ze verleden week nog gezeurd had om een kamer die net zo ingericht zou moeten worden als die van Lotje van Geuns, met van die leuke meubels, met ingebouwde boekenkast en divan er aan vast, enfin, zo echt modern. Er was weer een lang zwijgen en allebei dachten ze, waar ze ’t nu eens over hebben zouden.
„Lees je veel?” vroeg Nita dan en ze was blij, dat ze weer iets gevonden had om over te praten. „Zo’n dag zal wel lang duren, denk ik.”
„O, dat schikt best,” probeerde Riek luchtigjesweg te zeggen. „Hè,” dacht ze, „als ze nu ook niets anders te zeggen heeft! Dat weet ik warempel zelf wel, dat het saai is!”
23