„Ze piekert er zo over, dat ze achterop zal komen op school,” vertelde tante Do. „Als het niet zoveel geld kostte zouden we haar laten bijwerken. Dokter zou er niets op tegen hebben, als ze zich tenminste niet teveel zou inspannen ...”
„Bij laten werken!” bromde Baasje. „Daar heb je heus geen betaalde kracht voor nodig. Dat kan ik nog wel. Denk je, dat ik dat niet voor Riek over heb?”
„O, hemel,” dacht tante Do. „Daar heb je de tranen, nu maar gauw over iets anders praten.”
Want, dat was nu juist wat Riek „Baasje huilt en Baasje lacht” noemde. Meneer van Bellen kon midden-in een gesprek uitbundig gaan lachen of smartelijk huilen. Dit kwam zó onverwacht bij hem op, dat het niet te vermijden was en voor wie hem niet kende was het altijd weer een hele verbazing.
Maar Baasje was vandaag op zijn praatstoel en wenste door te gaan op het gesprek.
„Ik zal me met jullie Dokter in verbinding stellen,” zei hij. „En als hij er niets op tegen heeft, kom ik iedere dag een uurtje bij Riek om met haar te werken. Dat zal haar afleiding geven eri dan raakt ze het gevoel kwijt van niet mee te kunnen op school.”
„U is een schat,” vond tante Do, maar ze vreesde, dat het een van zijn vele bevliegingen was en hij het niet geregeld vol zou houden. „Tenslotte zou het voor allebei goed zijn,” dacht ze.
„Toen ik gisteren zo vertelde van Riek,” ging Baasje voort, „toen vroeg Nita opeens of ze Riek niet eens op mocht zoeken. We waren er eigenlijk allebei verrast van, m’n dochter en ik.”
„En zou uw dochter er niets tegen hebben?” vroeg tante Do haastig.
„Welneen, Dokter Rengers heeft er immers helemaal geen bezwaar tegen. Zó pietluttig is mijn dochter nu niet. Dacht je dat, tante Do?” en Baasje scheen deze veronder
18